Tien jaar gerichte voorlichting in rationalisatiekern en Streekverbetering te Leende Rijkslandbouwconsulentschap Eindhoven December 1962
Lees hieronder alles over het moderne boerenleven, voorlichting enz rond 1960 in Leende. het aantal bedrijven, koeien, kippen varkens, bedrijfsgrootte, enz.
HET COMPLETE JAARVERSLAG UIT 1962
Wie kan meer vertellen over dit onderwerp? Geef het door aan ons: Mail-historie Leende
10 jaar
gerichte voorlichting in Rationalisatiekern en Streekverbetering te Leende Rijkslandbouwconsulentschap
Eindhoven
December 1962
Inhoudsopgave
4 Voorwoord
6 Inleiding
6 Wat vooraf ging.
6 Aanvang Streekverbetering.
6 Het is nog niet klaar.
8 Goede samenwerking is noodzakelijk
8
Grondgebruik
9
Grondsoort en ligging.
9
Verkavelingstoestand.
9
Verbetering van het grondgebruik en de verkaveling.
12
Bekalking.
Verkaveling.
Beregening.
Aanpassing aan nieuwe omstandigheden.
16
Veehouderij
20
Rundvee.
20
Toestand weinig rooskleurig.
Meer en betere koeien.
Wat er meer veranderde.
Voederwinning verbeterd.
Rundvee en voederwinning nummer één.
Varkenshouderij
24
Geringe verdiensten.
Betere varkens.
Moeite werd beloond.
Waar het om gaat.
Pluimveehouderij.
29
Arbeidsproductiviteit en bedrijfsinkomen
31
Productieomvang en productie-eenheid.
31
Arbeidsinkomen per productie-eenheid.
31
Ontwikkeling van de productieomvang en het arbeidsinkomen.
33
Welke productietakken zijn uitgebreid.
34
Bedrijfseconomische situatie van de bedrijven.
35
Het vraagstuk van de arbeid.
36
Bedrijfsomvang, arbeid en financiering.
42
Agrarisch-sociale voorlichting
44
Huishoudelijke voorlichting
48
Woningverbetering.
48
Voeding.
48
Hygiëne.
51
Groepsvoorlichting.
51
Algemene avonden.
Praatavonden.
Excursies.
Tentoonstellingen.
Voorlichtingsobjecten .
55
Nabeschouwing.
55
3
Voorwoord
Op 25 maart 1957 werd in Leende de streekverbeteringscommissie geïnstalleerd, bestaande uit
Als opvolger van de heer Th. van Mierlo werd op 1 mei 1960 de heer L. van Kuyk in de commissie gekozen. Als secretaris werd aangewezen de heer Ir. P. J. Lardinois, rijkslandbouwconsulent te Eindhoven. Later ging het secretariaat in andere handen over tengevolge van mutaties bij het rijkslandbouwconsulentschap.
Thans, ruim vijf jaar later, staan wij aan het eind van een periode van intensieve voorlichting zoals deze in de opzet van elk streekverbeteringsplan is bedoeld. De tijd heeft niet stil gestaan, op velerlei gebied hebben zich grote veranderingen voorgedaan en ook de landbouw is door dit alles niet onberoerd gelaten. Juist gedurende de laatste jaren zijn er in de landbouw ontwikkelingen gaande, die van de boerengemeenschap een groot aanpassingsvermogen vragen, niet alleen op landbouwtechnisch, maar ook op agrarisch-sociaal en huishoudelijk terrein. Doel van de geïntensiveerde voorlichting was de ontwikkelingen in de landbouw zo goed mogelijk te begeleiden en waar nodig nieuwe activiteiten te stimuleren. De streekverbeteringscommissie had als contact- en werkcommissie hierbij een zware taak. Door een prettige en goede samenwerking heeft zij in belangrijke mate bijgedragen tot de bereikte resultaten, waarvan in het hiernavolgende een overzicht wordt gegeven. Een oprecht woord van dank, allereerst aan de commissieleden, is dan ook zeker op zijn plaats, waarbij ik tevens dank wil zeggen aan allen, adviseurs en deelnemers, die door actieve medewerking hebben bijgedragen tot de vooruitgang van de landbouw in dit gebied.
De gegevens voor het landbouwtechnische gedeelte van dit verslag werden bijeengebracht door de heren P. Veldman en E. van Huisseling van mijn dienst. Mej. C. Verhoeven van de Huishoudelijke voorlichtingsdienst van de N.C.B. schreef het verslag over de huishoudelijke voorlichting en de heer A. van de Ven van de Agrarisch-sociale voorlichtingsdienst verzorgde het hoofdstuk over de agrarisch-sociale voorlichting. De eindredactie was in handen van de heer N. van den Heuvel van mijn dienst.
4
de streekverbeteringscommissie bij een van haar activiteiten
De Streekverbeteringscommissie uit Leende
vlnr. Frans Engelen, Pauw Smulders, burgemeester van Lokkant, onbekend (ir. P. Ladinois ?), Anna Bax-Verhappen
Tijdens de streekverbeteringsperiode is gebleken, dat door een intensief samenspel tussen organisaties, diensten en instellingen veel kan worden bereikt. Moge dit een aansporing zijn om in een nieuwe samenwerkingsvorm de activiteiten voort te zetten, tot heil van de gehele agrarische gemeenschap in Leende.
De Rijkslandbouwconsulent, Ir. P. P. Koks.
Inleiding de streekverbetering bracht veel verandering
Waarom spreken we van ’tien jaar gerichte voorlichting’ terwijl de streekverbetering eerst in 1957 begon? Dat komt, omdat er iets aan vooraf is gegaan en omdat we niet de indruk hebben, dat we nu klaar zijn.
Wat vooraf ging
Het begon in 1954. In overleg tussen Boerenbond en Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst vormden we een groepje rationalisatiebedrijven. We kozen 14 bedrijven uit waar we iets konden verbeteren. Een jaar later kozen we er nog 34 bij en daarmee was de rationalisatiekern compleet. De bedoeling van zo’n kern is om de bedrijfsvoering op de deelnemende bedrijven zodanig aan te passen aan de mogelijkheden, dat ze een beter inkomen opleveren. Dat vraagt enige jaren intensieve voorlichting en soms ook aanmoedigingspremies, want er moeten vaak kleinere of grotere investeringen worden gedaan.
Het ging goed in de kern. Dat was ook de reden, dat Leende in 1957, dus na drie jaar, tot streekverbeteringsgebied werd gekozen. Niet, omdat er meer te verbeteren viel dan op andere plaatsen, maar omdat het zo goed ging met de rationalisatiekern en omdat de mensen openstonden voor nieuwe ideeën. De rationalisatiekern is een goede aanloop geweest.
Aanvang streekverbetering
In 1957 kwam dus de streekverbetering. Daarmee kreeg iedereen in Leende, die dat wenste, een rationalisatiebedrijf. Alle bedrijven werden bij de activiteiten betrokken; zij kregen extra individuele voorlichting, zij konden meedoen met de groepsactiviteiten en zij mochten mee delen in de premies. Ongetwijfeld heeft de rationalisatiekern en daarna de streekverbetering veel verandering gebracht op de bedrijven en ook in de gezinnen. Wie Leende nu ziet en weet hoe het voorheen was, zal dit beamen. Wijzelf merken dat verschil niet zo zeer, omdat we er geleidelijk aan ingroeiden.
De streekverbeteringsperiode neemt nu een einde en we stellen ons de vraag:
Het is nog niet klaar Wat nu?
We hebben de indruk, dat we nog lang niet zijn waar we wezen moeten. Leveren onze bedrijven nu allemaal een goed inkomen op? En bovendien, moet de ontwikkeling in de toekomst niet doorgaan? We leven’ juist in een tijd, dat overal om ons heen grote veranderingen plaats grijpen. Ook op onze bedrijven zal er nog veel moeten gebeuren, want we moeten de bedrijfsvoering voortdurend aanpassen aan de nieuwe situatie. Het is nog niet helemaal te overzien welke mogelijkheden de technische- en economische ontwikkelingen voor de eerstkomende jaren bieden. Het einde van de streekverbetering mag voor Leende echter niet het einde van een ontwikkelingsperiode betekenen. Integendeel, we zullen moeten tonen, dat we de tijd verstaan en we zullen moeten afmaken waar we aan begonnen zijn. En er is nog heel veel waar we niet mee klaar zijn, o.a.: vereenvoudiging van het bedrijfsplan door afstoten van kleine onrendabele productietakken en uitbreiden van de overblijvende doelmatige inrichting, gepaard gaande met verbetering en uitbreiding van de bedrijfsgebouwen uitbreiding van de rundvee- varkens- en pluimveestapel tot rendabele eenheden en verbetering van het rendement daarvan invoering van doelmatige arbeidsmethoden, speciaal bij de veeverzorging en de voederwinning vereenvoudiging van het grondgebruik door verkaveling van de daarvoor in aanmerking komende gronden en zo mogelijk vergroten van de bedrijven ontwikkeling van tuinbouwbedrijven.
Goede samenwerking is noodzakelijk
Aan elk van deze onderdelen en aan nog vele andere is de laatste jaren gewerkt. Dank zij de inspanning van velen is er veel goeds tot stand gekomen. De goede verstandhouding onderling en de samenwerking tussen besturen, instellingen, commissies, adviseurs en voorlichters heeft aan deze verbetering een belangrijk aandeel gehad. Ook de goede verstandhouding en de bereidheid tot samenwerking dienen te blijven voortbestaan. Dit is de basis voor de verdere ontwikkeling.
8
Grondgebruik
Grondsoort en ligging
Leende heeft ongeveer 40% hoge droge akkergrond, gelegen op: Kapel, Krekelweg, Nop, Veestraat, Breedvennen, Boshoven en Zwartland. De boerderijen staan in hoofdzaak in een lange rij aan weerszijden van de weg Heeze, Leende, Strijp. De akkers grenzen direct aan de boerderijen. Ze zijn droogtegevoelig en waren voorheen ook zeer slecht verkaveld. Ze werden in hoofdzaak beteeld met graan. De laaggelegen vochthoudende gronden in de beekdalen van ‘de Grote Aa’ en ‘de Strijpse Aa’ beslaan ongeveer 30% van de totale oppervlakte cultuurgrond. Ook deze zijn zeer slecht verkaveld. Ze worden bijna uitsluitend als grasland gebruikt. Het resterende deel van de grond, dat is ook ongeveer 30%, is oudere ontginningsgrond, gelegen in de Oostrikse- Zevenhuizense- Ren- en Dijkse hei. Hiervan is een groot gedeelte eveneens zeer droogtegevoelig.
Verkavelingstoestand
De verdeling van de grond over de bedrijven is bijzonder ongunstig. De kavels zijn klein en liggen per bedrijf zeer verspreid. In 1957 had elk bedrijf gemiddeld bijna 14 kavels en de oppervlakte per kavel bedroeg niet meer dan 61 are. De verspreide ligging spreekt duidelijk uit de volgende cijfers over de afstand van de grond tot de bedrijfsgebouwen:
afstand in km tussen grond en gebouwen % van de grond
< 0.5 km 18
0.5-1 km 15
1 – 2 km 28
2 – 5 km 31
> – 5 km 8
Bij zo’n slechte verkaveling is het moeilijk boeren. Als het grasland 2 à 5 km van de boerderij ligt wordt er niet veel zorg aan besteed; het melken kost extra veel tijd en het verscharen van het vee eveneens. Op de droogtegevoelige akkergrond met 80% graanteelt is evenmin veel te verdienen, vooral niet wanneer de grond kalk nodig heeft en zwaar besmet is met havermoeheid en wilde haver.
9
de akkers werden voorheen in hoofdzaak met graan beteeld
hier is ruilverkaveling wel urgent (Riesten, Peerke Verduijn)
smal perceeltje in het slecht verkavelde lage grasland (Riesten, Peerke Verduijn.)
10 11
Verbetering van het grondgebruik en de verkaveling
De streekverbeteringscommissie vond het noodzakelijk verbetering te brengen in het grondgebruik. Ze heeft daartoe drie belangrijke projecten aangepakt:
a. bekalking
Uit het grondonderzoek dat in 1957 plaats vond, bleek, dat bijna de helft van de percelen in de akkers een bekalking nodig had. Deze bekalking werd grootscheeps aangepakt. Alle percelen met een pH van 4.7 of lager kregen zoveel kalk, dat de pH tot het gewenste peil werd opgetrokken. Zonder uitzondering werden alle percelen bekalkt; een voordeel van gezamenlijke aanpak. Op 291 percelen met een totale oppervlakte van 103 ha werd bijna 200.000 kg kalk uitgestrooid. Daarmee was de pH van de akkers op peil.
b. verkaveling
Een algehele wettelijke ruilverkaveling was voor Leende de eerste 10 jaar niet in het vooruitzicht. De waterafvoer van de lagere delen moest wachten op verbetering van het benedenstroomse deel van ‘de Dommel’. Daarom bleef er slechts één mogelijkheid om snel verbetering te krijgen, n.1. verkaveling van de akkergrond op basis van vrijwilligheid. De door de streekverbetering ondernomen pogingen daartoe zijn met succes bekroond. Het proefobject de Tuintakkers, groot 14 ha, kwam reeds in 1957 klaar. Voorheen hadden 24 eigenaren daar samen 33 kavels. Na de verkaveling waren er nog 14 eigenaren met 16 kavels. Verschillende percelen werden uitgeruild tegen percelen in andere gebieden. Het gunstige verloop stimuleerde tot doorzetten. En zo kwam in 1959 het blok ‘Veestraat’ klaar en in 1960 het blok ‘Boshoven’. Het ging niet steeds vanzelf en de commissies hadden eindeloos geduld nodig, maar het kwam voor elkaar. Nu het eenmaal achter de rug is zegt iedereen, dat er een goed stuk werk is verricht. Maar het heeft er wel eens om ‘gekruld’. Wat deze vrijwillige verkaveling van de akkers voor het grondgebruik betekent, blijkt uit de volgende cijfers:
oude toestand nieuwe toestand
oppervlakte 345 ha 345 ha
eigenaren 255 240
kadastrale percelen 1396 342
gebruikspercelen 855 312
gem. grootte per kavel 40 are 110 are
bij goede kalktoestand ook goede opbrengsten
betere perceelsindeling na de verkaveling in Boshoven
13
Het aantal eigenaren in het blok verminderde door uitruil met percelen buiten het blok. Daardoor werd ook de verkaveling buiten het blok gunstiger. Een voordeel, dat niet uit deze cijfers blijkt, is verder, dat de bedrijven meer grond kregen direct aan de boerderij. Gemiddeld werd het huisperceel vergroot van 76 tot 151 are en dit betekent heel wat voor Leende. Wat deze vrijwillige ruilverkaveling betekent voor de totale verkavelingstoestand in Leende: 1/5 van de slechtst verkavelde grond kreeg een betere kavelindeling. De kosten waren van geen betekenis en bedroegen:
in de Tuintakkers f 25,- per ha
in de Veestraat f 67,- per ha
in Boshoven f 75,- per ha
Hiermee zijn we zeker niet aan het einde van de verkavelingsactiviteiten. In 1961 werd nog 25 ha onderling geruild, wat ook een betere verkaveling betekende. Maar nu rest nog een verdere herziening door wettelijke ruilverkaveling, gepaard gaande met ontwatering van het laaggelegen deel. De streekverbeteringscommissie heeft dit trachten te bespoedigen, maar de tijd schijnt er nog niet rijp voor te zijn. De Leendse landbouwers zijn dat echter zeker wel. Zij hebben de voordelen van een betere verkaveling ondervonden en zij wachten met ongeduld op het vervolg.
c. beregening
In Leende is de oppervlakte voor grasland geschikte grond erg beperkt. Bovendien ligt deze zeer ver van de boerderijen, wat een rem is voor de verdere ontwikkeling van de rundveehouderij. Nu kunnen droogtegevoelige gronden door beregening wel geschikt gemaakt worden voor grasland. Omdat beregening van kleine percelen individueel niet rendabel en ook niet altijd mogelijk is, stimuleerde de streekverbeteringscommissie na de ruilverkaveling de coöperatieve beregening. De pomp, de put en de ondergrondse leidingen zijn daarbij gezamenlijk eigendom van de deelnemers, terwijl iedereen zelf over bovengrondse leidingen en sproeiers beschikt. De kosten worden over de deelnemers omgeslagen op basis van de beregende oppervlakte.
Zowel op de verkavelde akkers als op de droogtegevoelige ontginningen zijn beregeningscombinaties ontstaan, die samen de coöperatie vormen. Vooral in het droge jaar 1959 sprongen de voordelen van beregening zeer sterk in het oog. Dit had weer een sterke uitbreiding van de beregening tot gevolg, niet alleen coöperatief, maar ook individueel op bedrijven met een gunstige verkaveling.
14
meer grond bij huis betekent gemakkelijker werken
(Leenderstrijp gezien vanaf de Oude Krekelweg (ter hoogte van het “Gat van Winters”/ camping Klein Frankrijk)
Hoogeind, vroeger heette dit “dun Ekker”. Helemaal links Strijperstraat 19 (Friedus v Asten), helemaal rechts: met de korenmijten
Strijperstraat 32 (kinderen v Asten) )
eerst verkavelen, daarna beregenen
15
De ontwikkeling van de beregening blijkt uit onderstaand overzicht:
jaar aantal bedrijven beregende oppervlakte
1958 25 47.50 ha
1959 64 107.50 ha
1960 74 169.97 ha
1961 86 219.56 ha
55% van de bedrijven in Leende maakt thans gebruik van beregening en de beregende oppervlakte beslaat 14% van de cultuurgrond.
De voordelen die hieruit voortvloeien zijn o.a.:
- er kan meer melkvee worden gehouden
- de melkkoeien kunnen dichter bij huis worden geweid de opbrengsten van de grond zijn hoger
- de gewassen keuze, dus de gebruiksmogelijkheden zijn verruimd havermoeheid en wilde haver komen bijna niet meer voor
- de arbeidsproductiviteit is verhoogd.
Aanpassing van de bedrijfsvoering
De verkaveling en de beregening samen brachten een ommekeer teweeg op veel bedrijven in Leende. Er wordt goed gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot een rendabeler grondgebruik. In 1960 werden twee cursussen georganiseerd voor beregeningsbedrijven en daaraan namen 45 personen deel. Behandeld werd in hoofdzaak het gebruik van de beregening en de aanpassing van de bedrijven aan de mogelijkheden, die door de beregening waren ontstaan. Zo’n verandering vraagt veel van de kennis en het doorzicht van de bedrijfsleiders, maar de resultaten wijzen uit, dat het kan. Ook de financiering roept problemen op, want de investeringen zijn vaak groot. Daarom zal in de komende jaren steeds aandacht moeten worden geschonken aan een aantal punten, die de rentabiliteit van de beregening kunnen beïnvloeden. Deze punten zijn:
- gebruik en onderhoud van de installatie en het materiaal
- tijdig vernieuwen van de graszode, gebruik van goede graszaadmengsels en juiste inzaaimethode. Als enig overleg plaats vindt over het tijdstip van inzaaien kan met voordeel de Brillion graszaadzaaimachine uit Maarheeze worden gehaald
- gebruik van het grasland, stikstofbemesting en verzorging van de zode (weidesleep)
- veebezetting per ha en ruwvoederwinning
de ‘Brillion’ graszaadzaaimachine geeft betere aanslag en lagere inzaaikosten
op tijd stikstof geeft meer gras
19
Veehouderij Rundvee
Het wordt steeds duidelijker, dat op normale gemengde bedrijven de rundveehouderij de basis vormt. De streekverbetering heeft deze bedrijfstak steeds sterk gestimuleerd.
Toestand weinig rooskleurig
Het was in 1957 niet zo best gesteld met de rundveehouderij. De omvang was veel te gering, er was slechts 55% van de bedrijven aangesloten bij de fok- en controle vereniging, de productie van de gecontroleerde dieren lag gemiddeld te laag en er waren 20 bedrijven besmet met Abortus Bang. De productie op de niet bij de fok- en controle vereniging aangesloten bedrijven was waarschijnlijk ver beneden peil. Er waren slechts weinig bedrijven aangesloten bij de KI vereniging. Over het algemeen was de belangstelling voor de rundveehouderij gering en het grootste knelpunt was wel de geringe omvang. Er waren gemiddeld slechts ruim 5 melkkoeien per bedrijf en de mogelijkheden voor uitbreiding waren niet groot. Weinig grasland, beperkte stalruimte en geringe voederwinning.
Meer en betere koeien
Toch heeft de streekverbetering hierin veel verbetering kunnen brengen, wat blijkt uit de volgende cijfers:
1957 1961
aantal melkkoeien per bedrijf 5.2 8.2
kg melk per koe 4383 4637
vetpercentage 3.60 3.60aantal
per ha grasland en voedergewassen 1.23 1.59
kg melk per ha grasland en voedergewassen 5617 7006
De toename van de rundveehouderij is het grootst op de beregeningsbedrijven, maar ook op de andere bedrijven is een uitbreiding merkbaar. Ook de productie per koe is verhoogd. Er zijn 62 fokdieren aangekocht, die aan bepaalde productie en exterieureisen voldeden en waarvoor de streekverbetering een premie in het vooruitzicht stelde. De belangstelling voor de fokkerij nam toe. Speciaal de jonge boeren geven de voorkeur aan de KI, omdat daarbij de keuze uit goede stieren belangrijk groter is dan bij de plaatselijke stierhouderij. Er kwamen ook meer leden bij de fok- en controle vereniging en bij het NRS, zoals de volgende cijfers laten zien:
20
rundveefokkerij ‘vraagt’ meer belangstelling
21
1957 1961
leden fok- en controle vereniging 90 103
leden KI-vereniging 8 51
leden NRS 32 52
Wat er meer veranderde
Mede dank zij de activiteiten van de streekverbetering is er dus meer vee gekomen. Deze uitbreiding bracht echter weer nieuwe problemen met zich mee. De rundveestallen werden allemaal te klein. Er is veel verbouwd. Op 2/3 van de bedrijven is de rundveestal uitgebreid en/of verbeterd. Er moest ook gemakkelijker gewerkt kunnen worden. Automatische drinkbakjes zijn nu algemeen, op 31 bedrijven wordt nu machinaal gemolken (in 1957 op slechts 1), op 21 bedrijven wordt een voederwagentje gebruikt en op 7 bedrijven wordt de stal mechanisch uitgemest.
Voederwinning verbeterd
Ook de voederwinning is veel verbeterd. Vooral door de beregening kwam er meer en beter grasland. Er wordt nu meer gehooid en zelfs heel wat gras ingekuild, zodat ’s winters betere ruwvoederrantsoenen beschikbaar zijn. Veel bedrijven laten de rantsoenen berekenen door de veevoederkern, hetgeen de productie verhoogt en de kosten verlaagt. Er zijn veel hooimachines aangeschaft, waardoor het meerdere werk bij de voederwinning wordt opgevangen. In 1960 werd voor het eerst de maaikneusmethode gedemonstreerd. Sindsdien neemt het maaikneuzen ieder jaar toe.
Rundvee en voederwinning nummer een.
Het is moeilijk te voorspellen, wanneer er een einde komt aan deze ontwikkeling bij de rundveehouderij. Voor het individuele bedrijf gaat het er om de basis zo stevig mogelijk te maken. Het gemiddelde aantal van 8.2 koeien per bedrijf is te gering. Daarbij kan niet van een rendabele eenheid worden gesproken. Een melkmachine en een mechanische uitmestinstallatie zijn bij dit aantal nauwelijks verantwoord. Natuurlijk is de geringe oppervlakte grasland en de beperkte ruimte in de stal een belemmering voor verdere uitbreiding. Ook de financiering kan een woordje meespreken. Toch zal de rundveehouderij en de voederwinning in de komende jaren een zeer belangrijk onderdeel blijken te zijn bij het streven naar een rendabele bedrijfsvoering.
22
op veel bedrijven is de rundveestal uitgebreid
meer en beter vee: dan ook zorgen voor meer en beter voer
23
De volgende punten treden daarbij op de voorgrond:
- Verhoging van de opbrengst van het grasland door productieve dieren en door een dichte veebezetting per ha
- Moderne methoden van voederwinning
- Samenwerking met loonwerkers teneinde de arbeidstoppen bij de voederwinning weg te nemen.
- Goede opfok van jongvee en goede verzorging van het melkvee, teneinde krachtige, gezonde, productieve dieren te verkrijgen.
- Rantsoenberekening in de winter om de voederkosten op verantwoorde wijze te verlagen
Verdere verkaveling van de gronden, zo mogelijk gepaard gaande met vergroting van de bedrijven, om de rundveestapel per bedrijf tot verantwoorde eenheden te kunnen uitbreiden.
Doelmatige inrichting van bedrijfsgebouwen
Varkenshouderij
Geringe verdiensten
In 1957 hield iedereen in Leende varkens, maar niet iedereen verdiende er wat aan. Daarvoor waren verschillende oorzaken aan te wijzen:
- De aantallen per bedrijf waren te gering
- De kwaliteit van het fokmateriaal was onvoldoende
- De huisvesting liet te wensen over, waardoor voedering en verzorging niet tot zijn recht kwamen
- De gemiddelde uitbetaalde prijs was te laag vanwege de lage slachtkwaliteit van de afgeleverde varkens
24
de maaikneuzer maakt goede voederwinning mogelijk
25
Betere varkens
Verbetering van het rendement van de varkenshouderij was één van de actiepunten van de streekverbetering. Het kwam op gang door de jaarlijks te houden varkensdemonstratiedagen. In 1957 werden 2 goede jonge premie- beren aangekocht en de volgende jaren ook 31 vrouwelijke fokdieren. Dit heeft de fokkerij gestimuleerd. Er zijn ook betere en grotere stallen gekomen. Op een aantal bedrijven legde men zich speciaal toe op de fokkerij, op andere meer op de mesterij, terwijl op bedrijven waar de varkenshouderij te weinig betekenis had, deze productietak geheel verdween. De ontwikkeling blijkt uit de volgende cijfers:
1957 1961
bedrijven zonder varkens – 32
bedrijven met alleen mestvarkens 59 51
bedrijven met alleen fokvarkens 7 9
bedrijven met fok- en mestvarkens 93 67
Totaal 159 159
26
de kwaliteit van het fokmateriaal is van invloed op het rendement
elke zeug haar eigen voer
27
Moeite werd beloond
Door verbetering van het fokmateriaal, betere voedering, goede huisvesting en verzorging is de kwaliteit van de afgeleverde slachtvarkens verhoogd, waardoor een betere prijs werd ontvangen. De Coöperatieve Vee- en Vleescentrale te Boxtel verstrekte de volgende cijfers over de kwaliteit van de aangevoerde mestvarkens uit Leende:
28
Waar het om gaat.
De rentabiliteit en de aantrekkelijkheid van de varkenshouderij zijn, behalve van de prijzen, sterk afhankelijk van de wijze van aanpak en het is te verwachten dat de ontwikkeling die momenteel gaande is, zich in de komende jaren verder zal voortzetten. Dit betekent: grotere aantallen per bedrijf en verdere automatisering van de voedering en de verzorging. Bovendien zullen steeds hogere eisen gesteld worden aan de kwaliteit van het af te leveren product. Door het streven naar vereenvoudiging van de bedrijfsvoering zullen een aantal bedrijven, waar de varkenshouderij van geringe betekenis is voor het bedrijfsinkomen, deze productietak wel geheel afstoten. Voor de bedrijven in Leende kunnen de volgende punten als richtlijn dienen voor een meer rendabele varkenshouderij:
Voortdurende zorg voor goed fokmateriaal
Verbetering van de kwaliteit
Afstoten van kleine onrendabele eenheden, ofwel omvormen tot een bedrijfstak van voldoende omvang
Bij grotere eenheden, specialisatie naar fokkerij of mesterij
Aanpassing van de stallen voor fok- en mestvarkens aan de nieuwe huisvestingseisen.
Vergemakkelijken van het werk door automatisering van het voeren en uitmesten
Pluimveehouderij
In Leende werden steeds veel kippen gehouden. Toch kwamen er geen bedrijven voor met grote aantallen. Op de meeste bedrijven is de kippenstapel zeer geleidelijk aan opgebouwd. Evenals bij de varkens zien we bij de pluimveehouderij de laatste jaren een ontwikkeling naar gespecialiseerde bedrijfstakken met grotere omvang. Enkele honderden kippen hebben geen betekenis meer voor het bedrijfsinkomen. Daarom zijn grotere aantallen nodig.
Bij een moderne opzet vragen grotere aantallen dieren in goed ingerichte
29
bij moderne aanpak is er wat aan te verdienen
hokken, minder arbeidstijd. De kapitaalsbehoefte is echter aanmerkelijk groter. Voor hen die de pluimveehouderij in de toekomst als één van hun bedrijfstakken willen blijven zien gelden de volgende punten:
Zorgen voor prima legstammen
Werken met doelmatig ingerichte hokken voor grotere aantallen
Automatisering van voeder- en drinkwatervoorziening en mogelijk ook van het eieren rapen
30
Arbeidsproductiviteit en bedrijfsinkomen
Na hetgeen in het voorafgaande is gezegd over de veranderingen, die zich tijdens de streekverbetering in Leende hebben voorgedaan, komt nu de vraag in hoeverre de bedrijven er in financieel opzicht beter door zijn geworden. Aan de hand van het beschikbare cijfermateriaal willen we daarover enige gegevens vermelden. Deze gegevens zijn uiteraard niet volledig, maar geven toch wel een beeld van de ontwikkeling.
Productieomvang en productie-eenheid.
Het inkomen, dat het bedrijf kan opleveren, wordt mede bepaald door de productieomvang. Daarop zijn niet alleen de oppervlakte van het bedrijf en de opbrengsten van de verbouwde gewassen van invloed, maar ook de omvang en de productie van de rundvee,- de varkens- en de kippenstapel. Op een bedrijf waar weinig omgaat, kan ook niet veel verdiend worden. Bedrijven met een dichte veebezetting, veel varkens en/of kippen en een bouwplan met veel arbeidsintensieve gewassen zoals b.v. suikerbieten, leveren doorgaans hogere inkomens, dan bedrijven met weinig vee en weinig varkens en/of kippen. De productieomvang van de bedrijven wordt wel uitgedrukt in een aantal productie-eenheden. Als productie-eenheid rekent men gewoonlijk: één melkkoe + bijbehorend jongvee, ofwel een aantal varkens of kippen, dat eenzelfde arbeidsinkomen oplevert als één koe. Ook de gewassen van het bouwland laten zich op deze manier tot productie-eenheden omrekenen.
Voor de bedrijven in Leende is als productie-eenheid gerekend:
1 melkkoe + bijbehorend jongvee, of
3 zeugen,
of 15 mestvarkens (45 per jaar af te leveren)
of 100 kippen, of 2 ha graan, of 1 ha hakvruchten.
Aangenomen wordt dat elk van deze productie-eenheden over een reeks van jaren een gelijk arbeidsinkomen oplevert. Als gevolg van prijsschommelingen komen van jaar tot jaar wel verschillen voor.
Arbeidsinkomen per productie-eenheid.
Uit boekhoudgegevens van de LEI-bedrijven in Zuidoost Noord-Brabant blijkt, dat het arbeidsinkomen per productie-eenheid in 1957 lag op f 700,- en in 1961 op
31
er zijn grotere en betere stallen nodig
f 550,-. Bij vergelijking van deze cijfers met de uitkomsten van de bedrijfseconomische boekhoudingen in Leende komen er nogal verschillen naar voren. De cijfers van Leende waren als volgt
Jaar
1957/58
1960/61
Aantal bedrijven
8
16
Gemiddelde oppervlakte
8.13 ha
10.31 ha
Produktie-een heden
12.3
17
Arbeidsinkomen per bedrijf
f 7850,-
f 9781,-
Arbeidsinkomen per produktie-eenheid
f 638,-
f 575,-
32
Daar het aantal bedrijven gering is en de oppervlakte sterk varieert, zijn deze uitkomsten niet voldoende betrouwbaar voor onderlinge vergelijking. Daarom is voor de hiernavolgende berekening de voorkeur gegeven aan de uitkomsten van de LEI-bedrijven. Het arbeidsinkomen per productie-eenheid is daarbij derhalve gesteld op resp. f 700,- en f 550,-.
Ontwikkeling van de productieomvang en het arbeidsinkomen
Met behulp van de normen, zoals die hiervoor zijn aangegeven is een berekening gemaakt van de verandering van het inkomen per arbeidskracht, als gevolg van de toename van de productieomvang en de afname van het aantal arbeidskrachten op de bedrijven in Leende gedurende de jaren van de streekverbetering. De bedrijven zijn daartoe ingedeeld in groepen naar grootte-klasse.
grootte TODO
aantal
productie-
arbeids-
productie-
klasse
bedrijven
eenheden per
krachten per
eenheden per
bedrijf
bedrijf
arbeidskracht
Jaar
57
61
57
61
57
61
57
61
4- 7 ha
29
26
9.6
11.8
1.28
1.08
7.5
10.9
7- 9 ha
32
34
11
15.3
1.42
1.18
7.7
13
9-11 ha
18
16
12.9
17.3
1.36
1.34
9.5
12.9
11-13 ha
12
18
14.6
19.6
1.59
1.23
9.2
16
13-16 ha
9
7
14.8
19.4
2.09
1.31
7.-
14.8
>16 ha
7
6
18.1
26
3.-
2.53
6.-
10.3
Gemiddeld
12.13
16.41
1.55
1.27
7.83
12.81
Uit dit overzicht kunnen de volgende wijzigingen worden geconstateerd:
het aantal productie-eenheden per bedrijf is toegenomen van 12.13 tot 16.41. Deze toename komt in alle grootte-klassen voor doch is op de grotere bedrijven het sterkst
het aantal arbeidskrachten is verminderd van 1,55 tot 1.27 gemiddeld per bedrijf. De afname is onregelmatig hetgeen waarschijnlijk een gevolg is van de gezinssamenstelling en de gezinscyclus
Het aantal productie-eenheden per arbeidskracht is toegenomen van 7.83 tot 12.81, een toename dus van 5 productie-eenheden per arbeidskracht. Dit betekent een stijging van de arbeidsproductiviteit met 63.6%. Op de grotere
33
bedrijven ligt de arbeidsproductiviteit per man lager dan op de kleinere, omdat er naar verhouding meer arbeidskrachten op de bedrijven werkzaam zijn
het arbeidsinkomen per arbeidskracht is gestegen van ongeveer f 5500 in 1957, tot f 7650 in 1961.
Welke productie takken zijn uitgebreid
Uit het voorgaande bleek reeds, dat de productieomvang in de streekverbetering is toegenomen met ruim 4 productie-eenheden per bedrijf en 5 productieeenheden per arbeidskracht. De vraag doet zich voor welke productietakken vooral zijn uitgebreid. heden.
34
Het valt wel op, dat vooral de uitbreiding van de rundveehouderij het meest heeft bijgedragen tot verhoging van de arbeidsproductiviteit. Het aandeel van het bouwland is verminderd, omdat de oppervlakte daarvan is afgenomen. Dit is niet het geval op de grootste bedrijven.
Ook de varkens- en kippenhouderij heeft een flinke bijdrage geleverd in de productiestijging, doch deze is geringer dan die van het rundvee.
Bedrijfseconomische situatie van de bedrijven
Hoewel de streekverbetering de deelname aan de bedrijfseconomische boekhouding steeds heeft gestimuleerd, is het aantal bedrijven dat hiervan gebruik maakt niet groot. In de winter 1958/1959 organiseerde de RKJB een bedrijfseconomische cursus, waaraan 30 personen deelnamen. Eveneens in 1958 werd een cursus gegeven over de bedrijfseconomische aspecten van tuinbouwbedrijven. Mede als gevolg van deze activiteiten werd de laatste jaren op 16 bedrijven een bedrijfseconomische boekhouding gevoerd, waaruit de volgende cijfers werden verkregen.
57/58 TODO
58/59
59/60
6061
Gemiddelde bedrijfsoppervlakte
8.13 ha
9.78 ha
9.92 ha
10.31 ha
aantal melkkoeien
6.5
6.5
7.8
9.1
aantal fokvarkens
1.9
2.-
2.6
3.5
aantal mestvarkens
11.1
18.2
20.1
22.5
aantal kippen
254
224
229
215
Arbeidsinkomen
f 7850,-
f 9281,-
f 7564,-
f 9781,-
De rentabiliteit van de gemengde bedrijven is sterk afhankelijk van de geldende prijzen. Het inkomen uit de productietakken rundvee en akkerbouw, die sterk aan de grond gebonden zijn, heeft een regelmatiger verloop dan dat uit de varkens- en kippenhouderij. Daarom kan de rundveehouderij gezien worden als de basis voor de gemengde bedrijven, ook in Leende. De beperking hierbij is echter de te geringe oppervlakte grond. Daarom kunnen de bedrijven het inkomen uit de varkens- en kippenhouderij niet missen. Voor de komende jaren zal rekening moeten worden gehouden met een daling van het arbeidsinkomen per productie-eenheid. Tengevolge van de lagere melkprijs werd voor het jaar 1961/62 op de LEI-bedrijven reeds een arbeidsinkomen berekend van f450 per koe. Hieruit volgt dat de productieomvang op de bedrijven steeds moet blijven toenemen, wil men een redelijk arbeidsinkomen halen. Vergelijk slechts:
35
8 koeien à f 700 arbeidsinkomen = f 5600, 12 koeien à f 450 arbeidsinkomen = f 5400.
Op grond van de ontwikkeling in de laatste jaren hebben financieringdeskundigen berekend dat gemiddeld per jaar per bedrijf 2000 à 4000 gld. geïnvesteerd moet worden om het arbeidsinkomen op het bereikte niveau te kunnen handhaven. Blijft deze investering achterwege dan daalt het inkomen. In Leende zijn gedurende de streekverbetering grotere bedragen geïnvesteerd dan de hierboven genoemde. Om in de toekomst op verantwoorde wijze te kunnen blijven investeren is een goed inzicht vereist in wat er in het bedrijf omgaat. Een bedrijfseconomische boekhouding is het beste middel om dit inzicht te verkrijgen.
Het vraagstuk van de arbeid
Uit het voorgaande is reeds gebleken, dat het aantal arbeidskrachten op de bedrijven vrij sterk is afgenomen. In 1957 waren er gemiddeld 1.55 volwaardige arbeidskrachten per bedrijf en in 1961 was dat nog 1.27. Hier is de arbeid van de vrouwen bij inbegrepen. Het aantal arbeidskrachten op de bedrijven hangt voor een groot deel samen met de bedrijfsopvolging. Het is een algemeen verschijnsel, dat veel jongeren er de voorkeur aan geven een betrekking buiten de landbouw te aanvaarden. We laten de aanleiding daartoe en de noodzaak daarvan hier even buiten beschouwing en beperken ons alleen tot de feiten. Het blijkt nu, dat eind 1962 de situatie in Leende als volgt kan worden weergegeven:
bedrijven waar de boer alleen staat (eventueel hulp van vrouw 69
bedrijven met een werkende zoon 33
bedrijven met meer dan een meewerkende zoon 5
bedrijven met vreemde arbeidskracht 0
—————-
107
Hieruit blijkt dat op 2/3 van de bedrijven in Leende de boer alleen voor het werk staat, al of niet bijgestaan door zijn vrouw. Er is dus alle reden om aandacht te besteden aan het vraagstuk van de arbeid. Gedurende de jaren 1957/61 heeft de streekverbetering steeds verschillende arbeidsbesparende methoden gestimuleerd. Om er enige te noemen:
36
elke investering vergt een ‘gezonde financiering’ (boerenleenbank Leende)
automatische drinkwatervoorziening in varkens- en kippenhokken
mechanisch uitmesten van de stallen
machinaal melken
doelmatige inrichting van bedrijfsgebouwen, waardoor kortere looplijnen ontstonden
vereenvoudiging van het grondgebruik door minder gewassen per bedrijf en één gewas per perceel
37
wat door de leiding stroomt hoeft niet gedragen te worden
als de rundveestapel uitgebreid wordt is een melkmachine al gauw rendabel
38
mechanisch gaat het sneller en gemakkelijker
39
betere oogstmethoden, ter besparing van arbeidsuren
40
het meerdere werk kan door de loonwerker opgevangen worden
41
vereenvoudiging van de veehouderij door afstoten van kleine onbetekenende aantallen en uitbreiding van de overblijvende; betere oogstmethoden bij graan, aardappelen en bieten; gebruik van hooimachines bij de hooioogst; inschakelen van de loonwerker met de maaikneuzer bij het inkuilen van gras.
Dit is reeds een hele opsomming en het geeft nog geenszins een volledig beeld. Toch is het duidelijk dat in alle productietakken arbeidsbesparing is bereikt. Vandaar, dat de arbeidsproductiviteit per arbeidskracht in Leende in 4 jaar tijds is kunnen toenemen met 63.6%.
Bedrijfsomvang, arbeid en financiering
Niemand is in staat te zeggen hoe de bedrijven er in de toekomst gaan uitzien. De grote lijn van de ontwikkeling in de eerstvolgende jaren is echter wel bij benadering aan te geven. Deze ontwikkeling geldt n.l. voor alle gemengde bedrijven, dus ook voor Leende. In onderstaande punten zijn ze vervat:
Een aantal bedrijven levert wegens te geringe productieomvang niet voldoende inkomen. Er zal onder die omstandigheden geen bedrijfsopvolging plaatsvinden
Uitbreiding van de productieomvang gaat gepaard met investeringen
De financiële positie heeft een grote invloed op de beslissing of de noodzakelijke investeringen gedaan zullen worden
Investeringen zullen vrijwel steeds moeten leiden tot vereenvoudiging van het bedrijfsplan, daar anders de arbeidsbehoefte van het bedrijf te groot wordt
Daar er steeds meer vakkennis vereist wordt moet uitbreiding van bepaalde productietakken gepaard gaan met afstoten van andere te kleine onrendabele bedrijfsonderdelen Rundveehouderij vormt voor de meeste gemengde bedrijven de basis. De oppervlakte grond bepaalt de omvang hiervan
Als de oppervlakte te gering is kunnen varkens en kippen voor de gewenste aanvulling op het inkomen zorgen. Deze laatste productietakken zijn echter sterk aan prijsschommelingen onderhevig
42
In bepaalde gevallen kunnen tuinbouwgewassen een aanvulling op het inkomen leveren.
Wegnemen van arbeidstoppen b.v. bij voederwinning, kan geschieden door inschakeling van de loonwerker. Dit is vrijwel steeds voordeliger dan individuele mechanisatie.
Omdat ruim 2/3 van de arbeid in en rond de gebouwen plaatsvindt is doelmatige gebouweninrichting urgent.
Er zijn voor iedereen voldoende mogelijkheden om zijn vakkennis te vergroten. Wie hiervan gebruik maakt, heeft de beste kansen op een redelijk bedrijfsinkomen.
43
Agrarisch-sociale voorlichting in leende. tijdige beroepskeuze is uitermate belangrijk
Met de agrarisch-sociale voorlichting werd in 1957 gestart. Bevordering van een gezonde afvloeiing uit de Landbouw was de eerste taak die men zich stelde. Op tal van bedrijven bleek de arbeidsbezetting nog te zwaarte zijn. Veel jongens bleven aanvankelijk nog op de boerderijen hangen, zonder dat het hen mogelijk was het gehele jaar rond productieve arbeid te verrichten, en zonder dat er voor hen de mogelijkheid was in de toekomst een zelfstandig bestaan in de landbouw te vinden. Afvloeiing van de oudere jeugd was noodzaak maar ook een tijdige school- en beroepskeuze voor de jongeren was urgent. De school- en beroepskeuzevoorlichting vormde de eerste jaren het centrale punt van de agrarisch-sociale voorlichting.
Zo werd in de winter van 1957 een algemene voorlichtingsavond gehouden over opleidingsmogelijkheden en beroepskeuze. Tevens voorlichtingsavonden over opleidingsmogelijkheden en beroepen voor meisjes met in aansluiting daarop een excursie met jonge boerinnen naar opleidingscentra voor kraam- en gezinsverzorging. In de winter van 1958 werd een beroepententoonstelling ingericht, waarop een beeld werd gegeven van veel voorkomende en gunstige perspectieven biedende beroepen en de opleidingsmogelijkheden daartoe. In aansluiting daarop vonden praatavonden over beroepskeuze plaats in de diverse buurtschappen. Ook het probleem van de bedrijfsopvolging kreeg in de winter van 1958 de aandacht. Op een algemene voorlichtingsavond werd dit vraagstuk van sociale, sociaaleconomische, juridische en fiscale zijde benaderd, waarna een deskundig forum antwoord gaf op de vele vragen welke door de aanwezigen naar voren werden gebracht. In 1959 werden in Leende-Strijp vier praatavonden gehouden met de ouders over beroepskeuzeaangelegenheden. Deze avonden waren mede bedoeld om de belangstelling te wekken voor het schoolpsychologisch onderzoek dat in Leende-Strijp zou plaats vinden. In de winter van 1960 werd nogmaals op het onderwerp school- en beroepskeuze teruggekomen. Besproken werden voor agrarische jongeren aantrekkelijke beroepen en opleidingsmogelijkheden, waarbij er op werd gewezen dat geen genoegen moet worden genomen met een eenvoudige opleiding wanneer het kind de capaciteiten heeft om meer te bereiken. Ook de mogelijkheden van het verkrijgen van studietoelagen werden besproken.
Op de boerengezinsdag werd gesproken over het onderwerp ‘Gezinsleven onder veranderende omstandigheden’.
Verschillen met betrekking tot het gezinsleven vroeger en nu, de relatie van de gezinsleden onder elkaar, het gezin in zijn verhouding tot de buitenwereld e.d. kwamen hierbij aan de orde.
Over het bedrijfsopvolging- en verervingprobleem werd een druk bezochte forumavond gehouden. Het forum, bestaande uit een bedrijfseconoom, een belastingdeskundige, een notaris en een praktische boer, ging nader in op de vele vragen die door de vergadering naar voren werden gebracht. De vraag ‘wie er moet opvolgen en hoe deze opvolging het beste en ook financieel geregeld kan worden’ hield geruime tijd de gemoederen bezig.
Voorts werd een voorlichtingsavond gehouden over de betekenis van het geld onder het motto ‘geld geen doel doch middel’, Punten als sparen, investeren, weerstanden tegen het opnemen van krediet, verantwoord geld lenen, kredietmogelijkheden e.d, werden hierbij besproken.
Met verloofde jongens en meisjes uit de boerenstand werden een zestal gespreksavonden gehouden, die in het teken stonden van voorbereiding op gezinsleven en zelfstandige vestiging op een landbouwbedrijf. Vooral aan de sociale- en sociaaleconomische aspecten van bedrijf en huishouding (bedrijfsovername, arbeidsorganisatie en financiering) alsmede aan de betekenis van de woning (woningindeling, woninginrichting, hygiëne) in verband met de ontplooiingskansen van de gezinsleden, sfeer, huiselijkheid en gezelligheid, werd aandacht besteed.
Vervolgens werd een begin gemaakt met het bezoeken van alle boerengezinnen in het buurtschap Strijp ter enquêtering en bespreking van allerlei agrarisch sociale problemen. Deze enquête, die in 1961 werd voltooid, was van belang omdat ze de gelegenheid bood de boerengezinnen te confronteren met allerlei agrarisch-sociale problemen, hen tot bezinning te prikkelen en hen tevens te verwijzen naar de bestaande voorlichtingsinstanties waar ze voor inlichtingen en adviezen terecht konden.
Ter bevordering van een gezond gezinsleven, het tegengaan van de uithuizigheid en het scheppen van een goede sfeer in de gezinnen werden voor de ouders twee voorlichtingsbijeenkomsten gehouden over de zin en de besteding van de vrije tijd, waarvoor met name de ontspanningsmogelijkheden in en buiten gezinsverband onderwerp van bespreking vormden, voornamelijk met het oog op de grote veranderingen, die zich na de oorlog in de ontspanningsbehoefte hebben voorgedaan.
Met de jongeren werden drie gespreksavonden gehouden over het onderwerp ‘De betekenis van de diverse ontspanningsmogelijkheden in cultureel en pedagogisch opzicht’ rn.n. radio, televisie, bandrecorder, film, dansen, toneel, muziek, sport, hobby’s enz. In aansluiting daarop werd met de jongeren een excursie gemaakt naar enkele objecten van culturele betekenis op het gebied van oude en moderne kunst. Voorts werden twee gespreksavonden met de jongeren gehouden over bedrijfsopvolging en financiering, de zin van de bedrijfseconomische boekhouding, belastingen, belastingfaciliteiten, schenking e.d.
Voor de winter van 1962 staan nog op het programma:
Voor de ouders:
Voorlichtingsavonden over: ‘De beperkingen van het krediet en over de vraag: ‘Leven wij op te grote voet in huishouden en bedrijf’.
Voor de jongeren:
Voorlichtingsavonden over het bedrijfsplan en bedrijfsovername en financiering, kredietmogelijkheden en beperkingen, alsmede twee gespreksavonden over ‘verzakelijking van levenswijze’. De agrarisch-sociale voorlichting heeft tijdens de duur van de streekverbetering veel en nuttig werk kunnen doen, dank zij de steun die zij hierbij ontving van de boerenorganisatie. Ook mocht zij zich verheugen in de belangstelling en waardering van de bevolking. Met deze voorlichting hebben wij een klein steentje mogen bijdragen tot het welzijn van de agrarische bevolking in het streekverbeteringsplan Leende.
47
Huishoudelijke voorlichting
In Leende is men, voordat officieel met de voorlichting begonnen werd, op excursie geweest naar het voorbeelddorp ‘Kerkhoven’ en wel met mannen en vrouwen van een aantal rationalisatiebedrijven. Doel van deze excursie was de mensen al iets vertrouwd te maken met de voorlichting en hen enigszins een indruk te geven van het doel en de werkwijze hiervan. In verband hiermede werd ook een algemene avond gehouden, waarop de mensen enig inzicht werd gegeven in werk en werkzaamheden, die in het kader van de streekverbetering in de eerstkomende jaren zouden worden ontplooid. Men begon de huishoudelijke voorlichting met een enquête in enkele buurtschappen over het wassen en strijken en verder met huisbezoek om de eerste contacten te leggen.
Woningverbetering
Uit een en ander bleek, dat woningverbetering de nodige aandacht zou opeisen. In verschillende woningen had men te kampen met slechte en onvoldoende slaapruimten. Een goede inrichting van keuken en washok ontbrak vaak, evenals een bad- of douchegelegenheid en een goede W.C. Op het belang van verbetering van deze punten is door huishoudelijke voorlichting herhaalde malen en met klem gewezen. De inrichting van goede voorlichtingsobjecten heeft in deze grote diensten bewezen. Tijdens de streekverbeteringsperiode is op 28 plaatsen een bad- of douche-inrichting aangebracht. Op 15 plaatsen heeft men de inrichting van de keuken herzien en op 10 plaatsen werd een goed washok ingericht. Verder werd er aandacht besteed aan verbetering van slaapgelegenheid, berging en W.C. Bijna overal werd getracht de woning gezelliger en gerieflijker te maken en in te richten.
Voeding
Veel aandacht is ook besteed aan verbetering van de voeding. Op praatavonden en lezingen werd gesproken over het belang van een goede voeding. Een 40-tal boerinnen volgden een cursus van zes lessen over het smakelijk koken in de wintertijd. Op deze cursus werd door de dames zelf gekookt. In dit verband werd ook gewezen op het belang om meer groenten en een groter assortiment in eigen tuin te verbouwen.
48
goede bad- en douchegelegenheid is vooral van belang op de boerderij
49
iedereen maakt gebruik van diepvriesgroenten en vlees
Het bewaren van groente en vlees door middel van diepvriezen deed in deze jaren ook in Leende zijn intrede. Een kluis bleek spoedig te klein. Momenteel zijn er in Leende drie coöperatieve diepvrieskluizen, twee in het dorp en één in Leende-Strijp. Het totaal aantal loketten bedraagt 248, met een ruimte van 49.600 liter.
50
Hygiëne
Ook aan de hygiëne werd de nodige aandacht besteed. In samenwerking met de wijkverpleegster werden praatavonden gehouden over ‘hygiëne’ op de boerderij. Speciaal werd gewezen op de lichaamsverzorging en de inrichting van bad en douchecellen. In verband hiermede werd een tentoonstelling gehouden: Hygiëne en Volksgezondheid, in samenwerking met het Wit-Gele Kruis en het Nationaal Bureau ter Bevordering van Hygiënische Gewoonten. Momenteel is men in Leende bezig met de aanleg van riolering, wat een hele verbetering is, vooral ook met het oog op de vuilverwijdering.
Groepsvoorlichting
Algemene avonden.
In de afgelopen jaren werden er verschillende algemene avonden gehouden die handelden over woninginrichting, voeding en hygiëne. Op deze avonden werden vaak sprekers uitgenodigd of films vertoond.
Praatavonden
Voor de praatavonden werd het dorp in verschillende groepen ingedeeld. Er werd gesproken over alle onderwerpen die hiervóór genoemd zijn, alsmede over het werken in huis.
Excursies.
Gedurende de streekverbeteringsperiode werden 13 excursies gemaakt waarvan 2 gezamenlijk met de mannen, 1 in eigen gebied en 12 naar objecten buiten het eigen dorp. Deze excursies hadden steeds veel belangstelling en een grote deelname.
51
Tentoonstellingen.
In Leende werden verschillende tentoonstellingen gehouden om de aandacht van de mensen nog eens extra te vestigen op enkele belangrijke punten. Men begon met:
1 Tentoonstelling was- en strijkinstallaties, doelmatige keukeninrichting, vloeren wandbekleding, stoffering en huishoudelijke apparatuur.
2 Hygiëne en Volksgezondheid in samenwerking met het Wit-Gele Kruis en het Nationaal Bureau ter Bevordering van Hygiënische Gewoonten. Hierbij werd de nadruk gelegd op een goede lichaamshygiëne en werd vooral gewezen op een goede bad- of douche-inrichting.
3 Woninginrichting. Hier werd getoond een woonkeuken annex woonkamer, washok, werkkasten enz., naar het model van een verbouwde langgevelboerderij.
52
de woonkeuken is soms door een geringe verbouwing te moderniseren
de woonkamer kan gemakkelijk ingericht worden en toch gezellig zijn
Voorlichtingsobjecten
Bij de aanvang van de streekverbetering is men begonnen met het maken van enkele voorlichtingsobjecten, zodat de mensen, die wilden verbouwen, een voorbeeld hadden.
De volgende objecten zijn in de loop der jaren gereed gekomen:
a washok
b douche
c toilet met waterspoeling en fonteintje
d slaapkamers op een open zolderstrijkinrichting
f werkkasten
g kelder
h woonkeuken woonkamer
j voorbeeld groentetuin
k voorbeeld bloementuin
Nabeschouwing
Over het algemeen mag worden gezegd, dat in dit streekverbeteringsgebied de belangstelling et] de medewerking goed was. Het belang van verbeteringen op huishoudelijk terrein en ook de mogelijkheden daartoe zijn in de belangstelling gekomen. Het is dan ook jammer, dat na het verstrijken van de streekverbeteringstijd niet zo gemakkelijk meer kan worden voldaan aan de vraag naar huishoudelijke voorlichting en individuele adviezen. Een vraag, die juist door de streekverbetering zo niet ontstaan, dan toch sterk toegenomen is.
55